Onderwerp

Rassen

Het is al dertig jaar geleden dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen leden van Afrikaanse afkomst het priesterschap begon te verlenen.

Het was een cruciaal moment in de geschiedenis van de kerk met gevolgen voor zowel leden in de Verenigde Staten als in andere landen.

De leden van de kerk waren erg enthousiast over die praktische verandering, wat overal merkbaar was. Ken Woodward, godsdienstig schrijver voor het tijdschrift Newsweek, schreef in de uitgave van 19 juni 1978:

Voorbijgangers in Salt Lake City werden ’s middags door de openbaring verrast. Er was een man die zijn draagbare radio had afgestemd op een kerkelijke zender. Hij riep opgewonden naar medewerkers aan de hoofdzetel van de kerk: ‘Ze hebben zojuist bekendgemaakt dat zwarten het priesterschap mogen ontvangen!’ James Dawson, een van de zwarte leden van het befaamde Mormoons Tabernakelkoor, zei tegen andere leden van de kerk: ‘Mijn geloof is nu sterker. Ik voel me heel gelukkig.’

Elders belden enthousiaste blanke en zwarte leden elkaar op, toeterden op straat en kwamen bijeen om in gesprek te gaan over de bekendmaking die zo plotseling het gevolg was van een diepe, betekenisvolle, geestelijke ervaring van Spencer W. Kimball, die toen president van de kerk was, en van de toenmalige apostelen.

Dhr. Woodward voorspelde verder dat een van de volgende stappen waarschijnlijk zou zijn dat er gemeenten onder leiding van zwarte ouderlingen gesticht zouden worden.

De voorspelling van dhr. Woodward is veelzeggend. Zelfs in 1978, tien jaar nadat de burgerrechtenbeweging Amerika veranderd had, gingen kerkgangers nog altijd gescheiden naar de kerk. Meestal gingen zwarten met zwarten naar de kerk, en blanken met blanken. Er waren maar weinig zwarte dominees die tot blanken predikten en in andere vormen bleef discriminatie jaren later nog steeds bestaan.

Dat was bepaald niet wat er gebeurde in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Er waren geenregels voor gescheiden wijken of gemeenten. Wanneer mormonen van verschillende rassen of etnische komaf bij elkaar in de buurt woonden, zijn ze altijd in de geschiedenis van de kerk naar dezelfde wijk of gemeente gegaan. Lang vóór 1978 lieten zwarten zich dopen, hielden toespraken en spraken gebeden uit in wijken en gemeenten waar het merendeel uit blanken bestond — daar hadden ze geen ambt in het priesterschap voor nodig.

Na de bekendmaking in juni 1978 werd er in de kerk over de hele wereld meteen begonnen met de ordening van actieve, zwarte, mannelijke leden tot het priesterschap. In 1981 werd de eerste Afrikaanse tempel in Zuid-Afrika gebouwd en onlangs zijn nog twee andere — in Ghana en Nigeria — ingewijd. 

Een krantenkop in 2007 had het over ‘het nieuwe imago van het wereldwijde mormonisme.’ In 2005 stond er in een krantenartikel van de New York Times dat het nieuwe kerkgebouw in de stad ‘een van de meest interraciale kerken in Harlem is, met ongeveer net zoveel blanken als zwarten.’

Hoewel de krantenartikelen over het algemeen welwillend waren, is er ook een enkele uitzondering te melden, bijvoorbeeld in de tijd van politieke verkiezingen als de sfeer ‘explosief’ is.

Ahmad Corbitt, een Afro-Amerikaan die president van een ring (vergelijkbaar met een bisdom) in New Jersey is , heeft gezegd dat als de kerk beschuldigd wordt van racisme, men dat ‘met een korreltje zout moet nemen.’

‘Ik denk dat iedereen wel doorheeft dat mensen nu eenmaal dingen om politieke redenen zeggen die niet met de realiteit rijmen’, aldus Corbitt.

President Corbitt geeft leiding aan een ring met veel diversiteit. Hoewel de meeste leden in de ring blank zijn, hebben veel mensen uit die twaalf wijken en gemeenten een verschillende etnische achtergrond. Drie wijken zijn Spaans-sprekend, en president Corbitts heeft een blanke en een Tongaanse raadgever.

‘Als iemand zegt dat we in de kerk racistisch zijn, weet hij niet waar hij over spreekt. Het voelt door de harmonie die we tussen de rassen in de kerk hebben aan als één grote familie’, aldus president Corbitt. ‘Er zijn wellicht leden van andere rassen die met de een of andere persoon in deze kerk, met haar meer dan dertien miljoen leden, een aanvaring gehad hebben. Maar ik ben tijdens de talloze bijeenkomsten met leden en leiders van de kerk op alle niveaus nog nooit zoiets als racisme tegengekomen.

Tony Parker, ook een Afro-Amerikaanse ringpresident, houdt toezicht op negen wijken en gemeenten in en rondom Atlanta, waaronder eentje waar een zwarte bisschop aan het hoofd staat. President Parker hangt al meer dan 25 jaar het mormoonse geloof aan.

‘Ik ben nu een beter mens dan voorheen’, aldus president Parker. ‘Ik heb een beter gevoel over mezelf. ‘Ik heb jarenlange persoonlijke groei doorgemaakt.’

President Parker zegt dat hij eenvoudig antwoord kan geven op critici die geen lid van de kerk zijn. ‘Als iemand denkt dat we in de kerk racistisch zijn, moet hij maar eens een kijkje komen nemen. Ze kunnen gewoon komen kijken of met de leden in gesprek gaan.’

Toen president Parker werd gevraagd of er ooit iets discriminerends tegen hem gezegd is door een ander lid, zei hij: ‘Ik heb bijna nooit iets negatiefs meegemaakt. Natuurlijk is er wel eens frictie geweest, maar niks heeft mijn persoonlijke overtuiging geschaad.

Stijlgidsnotitie:Als u De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in een artikel noemt, gebruik dan bij de eerste vermelding alstublieft de volledig naam van de kerk. Voor meer informatie over het gebruik van de naam van de kerk, zie onze onlineStijlgids.