God heeft ons als man en vrouw geschapen. Wat wij geslacht
noemen, was al voor onze geboorte een essentieel kenmerk van ons
bestaan. Ouderling Dallin H. Oaks
van het Quorum der Twaalf Apostelen Elke heilige der laatste dagen
weet dat God alle seksuele contacten buiten het huwelijk heeft
verboden. De meesten van ons kennen ook de lering van de Heiland
dat het een zonde is voor een man om een vrouw aan te zien om haar
te begeren (zie Matteüs 5:28; Leer en Verbonden 42:23;
63:16).
De aantrekkingskracht tussen man en vrouw is door onze Schepper
ingeplant om ervoor te zorgen dat het leven op aarde in stand
blijft en dat echtgenoot en echtgenote tot elkaar komen in de
gezinsband die Hij voor de verwezenlijking van zijn oogmerken
heeft voorgeschreven; dat omvat ook het grootbrengen van kinderen.
Aan de andere kant is afwijken van Gods geboden bij het gebruik van
ons vermogen tot voortplanting een ernstige zonde. President
Joseph F Smith heeft gezegd:
`De vereniging van de geslachten binnen het huwelijk is wettig, en
als dat met de juiste bedoeling gedaan wordt, is deze eerbaar en
heiligend. Maar buiten het huwelijk zijn seksuele contacten een
verwerpelijke zonde, afschuwelijk in de ogen van de Godheid.'1
Sommige heiligen der laatste dagen gaan gebukt onder de verwarring
en hartepijn die het gevolg zijn van seksuele handelingen met
iemand van hetzelfde geslacht, of zelfs van erotische gevoelens die
tot dergelijk gedrag kunnen leiden. Hoe moeten kerkleiders, ouders
en andere leden van de kerk reageren als zij geconfronteerd worden
met de godsdienstige en emotionele problemen en de
conflictsituaties binnen een gezin dat met zulk gedrag of
dergelijke gevoelens gepaard gaan? Wat zeggen we tegen een jongere
die aangeeft dat hij of zij zich aangetrokken voelt tot mensen van
hetzelfde geslacht en seksuele gedachten of gevoelens voor hen
koestert? Hoe reageren we als iemand te kennen geeft dat hij of
zij homoseksueel of lesbisch is en dat het nu wetenschappelijk
`bewezen' is dat hij of zij `zo geboren is'? Wat doen we als mensen
die niet van ons geloof zijn ons beschuldigen van intolerantie of
hardvochtigheid omdat wij bij ons standpunt blijven dat erotische
gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht afwijkend gedrag is en
dat alle seksuele handelingen van die aard zondig zijn?
EVANGELIELERINGEN Onze benadering van deze vragen wordt gedicteerd
door evangeliebeginselen waarvan wij weten dat ze waar zijn.
- God heeft ons als `man en vrouw' geschapen (LV 20:18; Mozes 2:27; Genesis 1:27). Wat wij geslacht noemen, was al voor onze geboorte een essentieel kenmerk van ons bestaan. 2
- Het doel van het leven op aarde en de zending van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is de zoons en dochters van God voor te bereiden op hun bestemming om als onze hemelse Ouders te worden.
- Onze eeuwige bestemming — verhoging in het celestiale koninkrijk — wordt alleen mogelijk gemaakt door de verzoening van Jezus Christus (door wie wij `onschuldig voor God' [LV 93:38] werden en kunnen blijven) en is alleen bereikbaar voor een man en een vrouw die de verbonden van een eeuwig huwelijk in een tempel van God hebben gesloten en deze trouw zijn gebleven (zie LV 131:1-4; 132).
- Door het genadige plan van onze Vader in de hemel, zullen mensen die het verlangen hebben om het goede te doen maar buiten hun eigen schuld niet in staat zijn geweest in het sterfelijk leven een eeuwig huwelijk te sluiten, de gelegenheid krijgen om na het sterfelijk leven alsnog in aanmerking te komen voor het eeuwige leven, als ze de geboden van God onderhouden en hun doopverbond en andere verbonden trouw zijn.
- Naast het reinigende effect van de verzoening heeft God ons onze keuzevrijheid gegeven - het vermogen om tussen goed (het pad des levens) en kwaad (het pad van de geestelijke dood en vernietiging) te kiezen (zie 2 Nephi 2:27; Mozes 4:3). Hoewel de omstandigheden in het sterfelijk leven onze vrijheid kunnen begrenzen (bijvoorbeeld door onze mobiliteit of ons vermogen om op bepaalde mogelijkheden in te gaan, te beperken), kan geen enkele aardse of geestelijke kracht ons van onze keuzevrijheid beroven als we de leeftijd of staat van verantwoordelijkheid hebben bereikt (zie Moroni 8:5-12; LV 68:27; 101:78).
- Om een van de doelen van het sterfelijk leven te bereiken, is het essentieel dat we beproefd worden door middel van tegenstellingen om te zien of we de geboden van God zullen onderhouden (zie 2 Nephi 2:11; Abraham 3:25-26). Om ons in die situatie van tegenstellingen te plaatsen, wordt het Satan en zijn volgelingen toegestaan ons te verleiden onze keuzemogelijkheden en vrijheid te gebruiken om het kwade te kiezen en te zondigen.
- Omdat Satan `tracht alle mensen even ellendig te maken als hij zelf is' (2 Nephi 2:27), richt hij zijn grootste inspanningen op het stimuleren van de keuzen en daden die Gods plan voor zijn kinderen dwarsbomen. Hij probeert het beginsel van de individuele verantwoordelijkheid te ondermijnen, hij wil ons overhalen om ons heilige voortplantingsvermogen verkeerd te gebruiken, hij ontmoedigt goede mannen en vrouwen om te trouwen en kinderen te krijgen, en brengt mensen in verwarring over wat het wil zeggen om man of vrouw te zijn.
- Bij dit alles probeert de duivel, die geen lichaam heeft, de mensen op aarde zover te krijgen dat ze hun lichaam bezoedelen door `de eeuwige dood [te] kiezen volgens de wil des vleses (...), hetgeen de geest van de duivel macht geeft om [hen] gevangen te nemen en in de hel te brengen, opdat hij in zijn rijk over [hen] moge heersen' (2 Nephi 2:29).
- Het Eerste Presidium heeft te kennen gegeven dat `er een verschil is tussen [1] onzedelijke gedachten en gevoelens en [2] buitenechtelijk heteroseksueel verkeer of elke vorm van homoseksueel gedrag.'4 Hoewel onzedelijke gedachten minder ernstig zijn dan onzedelijk gedrag, moeten we deze gedachten wel beheersen en ons ervan bekeren, omdat we weten dat `onze gedachten [ons zullen] veroordelen' (Alma 12:14). Onzedelijke gedachten (en de minder ernstige gevoelens die ertoe leiden) kunnen zondig gedrag uitlokken.
- Omdat God zoveel van zijn kinderen houdt, zullen zelfs de grootste zondaars (of in ieder geval bijna alle) uiteindelijk aan een koninkrijk van heerlijkheid worden toegewezen.5 Mensen die goed hebben geleefd en de meeste heilsverordeningen hebben ontvangen maar zich niet door een eeuwig huwelijk geschikt hebben gemaakt voor de verhoging in het celestiale koninkrijk, zullen gered worden in een lagere plaats in het celestiale koninkrijk waar zij geen eeuwig nakomelingschap hebben (zie LV 131:1-4).
- Temidden van de problemen en keuzen van het sterfelijk leven,
staan wij allen onder het gebod van de Heiland om `elkaar lief te
hebben' (Johannes 15:12, 17). Zoals het Eerste Presidium onlangs
heeft verklaard: `Ons wordt gevraagd vriendelijker voor elkaar te
zijn, zachtaardiger en vergevensgezinder. Ons wordt gevraagd minder
snel boos te worden en eerder klaar te staan om te helpen. Ons
wordt gevraagd vriendschap te betonen, niet kwaad met kwaad te
vergelden. Het is onze roeping ware discipelen van Christus te
zijn, om met zuivere barmhartigheid van elkaar te houden, want zo
heeft Christus van ons gehouden.'6
Vriendelijkheid, barmhartigheid en liefde zijn sterke werktuigen die ons kracht geven om zware lasten die wij niet zelf veroorzaakt hebben, te dragen en te doen wat goed is.
(Dit artikel is eerder verschenen in De Ster, maart 1996.)www.mormon.org